Geen subsidie, maar investering in een nieuwe structuur

3 januari 2014

‘Windmolens draaien op subsidie.’ Een veelgehoorde uitspraak, maar een verkeerde voorstelling van zaken. “Het is geen subsidie, maar een investering die je als samenleving doet in een nieuwe structuur.”

De nieuwe structuur waar Smelik op doelt moet uiteindelijk leiden tot een duurzame economie met – in de ideale situatie – een 100 procent duurzame energieproductie. “In dat geval zijn we niet meer afhankelijk van de steeds schaarser wordende fossiele brandstoffen, die bovendien veel CO2-uitstoot opleveren”, aldus Willem Smelik van Meewind, beleggingsfonds in duurzame energieprojecten. “Met het oog op een schone toekomst is die nieuwe structuur dus niet alleen wenselijk, maar ook noodzakelijk.”

Grote belangen

Smelik is de eerste die erkent dat niet iedereen het met hem eens zal zijn. “Er zijn partijen die er belang hebben bij hebben dat de oude structuur in stand blijft. Dat geldt bijvoorbeeld voor de traditionele energiemaatschappijen, die energie produceren op basis van fossiele brandstoffen. Een kolencentrale wordt immers minder rendabel als de duurzame energieproductie toeneemt. Zeker als duurzame energie voorrang krijgt op het net. De belangen van oliemaatschappijen zijn eveneens duidelijk. Hun eigen vermogen bestaat voor een belangrijk deel uit olievoorraden. Bij een 100 procent duurzame energieproductie zouden deze voorraden hun waarde verliezen. Als je overstapt op een nieuw structuur wordt de oude structuur langzamerhand minder rendabel; dat is nu eenmaal onvermijdelijk.”

Bezuinigen = vertragen

De partijen die de huidige structuur willen behouden hebben belang bij een vertraging van de overgang naar een volledig duurzame energieproductie. “Windparken zijn duur. Zonnepanelen zijn duur. Subsidie is duur. Dat wordt dan gezegd”, aldus Smelik. “Maar subsidie in duurzame energie – bijvoorbeeld in een windpark op zee – moet je niet zien als een kostenpost, maar als een investering in een totaal nieuwe structuur. Gaan overheden vanwege bezuinigingen korten op de subsidies voor het stimuleren van duurzame energie? Dan betekent dat een vertraging van de overgang naar deze nieuwe structuur, waardoor beleidsdoelstelling moeten worden aangepast. De politieke discussie moet zich dus richten op de beleidsdoelstellingen, de daarbij behorende termijnen en de financiële consequenties, in plaats van alleen te focussen op de subsidie.”

Van slib tot groen gas

Steeds meer Nederlanders zien het belang in van duurzame energie. Zij kiezen bijvoorbeeld bewust voor een groene energieleverancier als Greenchoice. Ook ontstaan er in wijken steeds meer gezamenlijke initiatieven, zoals het gezamenlijk opwekken van schone energie door middel van zonnepanelen. “En ook bedrijven en organisaties kiezen ervoor om zelf duurzame energie te produceren”, vult Smelik aan. “Denk bijvoorbeeld aan waterschappen die een biogasinstallatie plaatsen, waarmee slib van de rioolwaterzuivering kan worden omgezet in groen gas. Via het fonds Regionaal Duurzaam 1 maken de participanten van Meewind dergelijke initiatieven mede mogelijk.”

Altijd rendement

Met een ander fonds, Zeewind, investeert Meewind in het offshore windpark Belwind. Dit fonds, dat inmiddels ruim 4500 participanten heeft, blijft groeien. En dat is niet alleen vanwege het aantrekkelijke rendement, geprognosticeerd op 7 tot 10 procent. Smelik: “Los van het financiële aspect: de opbrengsten van een investering in duurzame energie zijn altijd goed, omdat je investeert in je eigen toekomst. Met een dergelijke investering kiezen mensen bewust voor meer duurzame energie en minder afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en minder CO2-uitstoot.”

Tot slot: waar draaien de windmolens van Belwind op, als ze niet op subsidie draaien? “Op wind”, besluit Smelik. “En mede mogelijk gemaakt dankzij de investeringen van overheden, bedrijven en particulieren, die gezamenlijk een nieuwe structuur kunnen realiseren.”