Zeewindfondsen en Duurzaamheid
Ofwel: het officiële “EU Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) – Statement”
We pionieren op het gebied van hernieuwbare en duurzame energie. Door te investeren in lokale duurzame energieprojecten en – bedrijven die stuk voor stuk concreet bijdragen aan de energietransitie bij u in de buurt, aan een gezonde samenleving en een dito rendement.
Op deze pagina vindt u een overzicht van alle duurzaamheid gerelateerde informatie van ons Paraplufonds Duurzame Energieprojecten, waaronder het Subfonds Zeewind Bestaande Parken en het Subfonds Zeewind Nieuwe Parken.
Direct naar duurzaamheids-statement van:
Duurzaamheid Gerelateerde Informatie
Meewind Paraplufonds Duurzame
Energieprojecten
Dit statement bevat een overzicht van alle duurzaamheid gerelateerde informatie van het Paraplufonds Duurzame Energieprojecten met betrekking tot de Verordening betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiële dienstensector (SFDR).
a. Samenvatting
Het Meewind Paralufonds Duurzame Energieprojecten, waaronder het Subfonds Zeewind Bestaande Parken en het Subfonds Zeewind Nieuwe Parken, (hierna ook ‘het Fonds’) is een fonds met een duurzame beleggingsdoelstelling en wordt daarmee geclassificeerd als een artikel 9 fonds met een minimumaandeel ecologische duurzame beleggingen van 100%. De duurzame beleggingsdoelstelling is het verminderen van de totale CO2 uitstoot in lijn met de doelen zoals opgesteld in het Parijs Akkoord en Nederlandse Klimaat Akkoord door collectief te investeren in de opwekking van energie uit hernieuwbare bronnen. Daarnaast brengt het Fonds geen significante schade aan ESG factoren waaronder de indicatoren voor ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren zoals binnen de SFDR voorgeschreven alsmede de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten.
b. Geen significante schade aan de duurzame beleggingsdoelstelling (DNSH)
Bij het beoordelen van nieuwe beleggingen worden de belangrijkste elementen geanalyseerd waar mogelijk significante schade op kan treden. Dit betreft een fondsbrede selectie van ESG factoren waaronder de indicatoren voor ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren zoals binnen de SFDR voorgeschreven alsmede de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten. Per belegging wordt daarnaast sectorspecifieke factoren voor ernstige afbreuk geëvalueerd. Voor elke sector waarin het Fonds investeert wordt de voornaamste factor beoordeeld en worden criteria gesteld voor relevante vergunningen waaraan de beleggingen moeten voldoen.
Er wordt op fondsniveau rekening gehouden met de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren. Vanuit SFDR Artikel 4 kiest de Beheerder voor het niet overwegen van de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren omwille van de stringente eisen wat betreft de volledigheid en betrouwbaarheid van benodigde informatie. Het Fonds houdt, vanuit SFDR Artikel 7, rekening met de 14 belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren. De twee gekozen optionele belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren die worden uitgevraagd zijn als volgt:
- Sociaal
Ongevallenfrequentie bij ondernemingen waarin is belegd, uitgedrukt als gewogen gemiddelde - Milieu:
Aandeel energieverbruik uit niet-hernieuwbare bronnen door ondernemingen waarin is belegd, uitgesplitst naar niet-hernieuwbare energiebron
Elke nieuwe belegging wordt beoordeeld op deze effecten en op jaarlijkse basis opnieuw beoordeeld via een informatie-uitvraag. De informatie m.b.t. de ongunstige effecten van dit financieel product is te vinden in onze periodieke rapportage.
c. De duurzame beleggingsdoelstelling van het financieel product
Het fonds heeft als duurzame beleggingsdoelstelling het verminderen van de totale CO2 uitstoot in lijn met de doelen zoals opgesteld in het Parijs Akkoord en Nederlandse Klimaat Akkoord door collectief te investeren in de opwekking van energie uit wind door windparken op zee.
d. Beleggingsstrategie
Het Fonds belegt in impactgerichte projecten en organisaties die gericht zijn op het verminderen van de totale CO2 uitstoot door te investeren in de opwekking van energie uit hernieuwbare bronnen. Het Fonds hanteert geen expliciete exclusiecriteria maar gebruikt inclusiecriteria. Dit betekent dat elke belegging past in het thema ‘duurzame elektriciteit’ in de categorie ‘wind op zee’.
Elke nieuwe belegging wordt beoordeeld op de (verwachte) impact en moet voldoen aan de beschreven eisen rondom de duurzame doelstelling, mag geen ernstige afbreuk doen aan andere duurzame doelstellingen en moet – wanneer het een onderneming betreft – voldoen aan praktijken op het gebied van goed bestuur. Elke belegging wordt getoetst op relevante criteria omtrent goed bestuur, zoals o.a. belastingpraktijken en relevante vergunningen. Wanneer een bedrijf niet voldoet aan één of meerdere criteria, worden er afspraken gemaakt wanneer dit moet
worden gerealiseerd.
e. Proportie van investeringen
Het Fonds heeft een duurzame ecologische beleggingsdoelstelling met een minimumaandeel ecologische duurzame beleggingen van 100%. Geen van de duurzame beleggingen zijn aangemerkt op de EU Taxonomie. Het Fonds doet geen beleggingen in fossiele gas of kernenergie gerelateerde activiteiten die zijn aangemerkt op de EU Taxonomie.
f. Monitoring van de duurzame beleggingsdoelstelling
Het Fonds gebruikt verschillende indicatoren passend bij de beleggingen om te beoordelen of de beoogde duurzame beleggingsdoelstelling wordt gehaald. Voor beleggingen binnen de opwek van energie uit hernieuwbare bronnen wordt de hoeveelheid vermeden CO2 emissies en totale hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie als relevante duurzaamheidsindicatoren toegepast.
Gedurende de looptijd van de belegging worden investeringen gemonitord door middel van een jaarlijkse informatieuitvraag. Deze voortgang wordt opgenomen in een periodieke rapportage. Bij opvallendheden zal in overleg worden getreden met het betreffende project of bedrijf om verandering te bewerkstellen. Indien op termijn geen verandering wordt waargenomen kan een exit worden overwogen.
g. Methodologie
Meewind overweegt de belangrijkste ongunstige effecten op fondsniveau, wat betekent dat er een jaarlijkse informatie uitvraag plaatsvind voor alle portfoliobedrijven en projecten waarin kwantitatieve gegevens (voor feitelijke prestaties) en kwalitatieve gegevens (voor inzicht in strategie, beleid en procedures) worden opgevraagd. Dit dient als belangrijke input voor het periodieke verslag. De resultaten van de informatie uitvraag worden jaarlijks gerapporteerd en geëvalueerd. Per investering worden de bevindingen omgezet in strategische plannen to
verbetering van (niet-financiële) prestaties.
h. Databronnen en verwerking
De gegevens die worden gebruikt om de voortgang omtrent het behalen van de duurzame beleggingsdoelstelling te meten worden veelal aangeleverd door de portfoliobedrijven zelf, waar relevant, mogelijk en nodig gecombineerd met kengetallen zoals bijvoorbeeld emissiefactoren die worden gepubliceerd op CO2emissiefactoren.nl als basis om een CO2-voetafdruk van activiteiten op te stellen en te vergelijken.
Daarnaast vindt er een periodieke vergelijking plaats tussen portfoliobedrijven, waarbij wordt geëvalueerd of de cijfers die zijn aangeleverd en gerapporteerd realistisch ogen. Kwaliteitschecks worden uitgevoerd door het investeringsteam, waarbij wordt gekeken naar de kwaliteit van de data die is opgeleverd. Bij ontbrekende of onvoldoende gegevens worden er op basis van beschikbare gegevens vanuit andere investeringen binnen het fonds schattingen toegepast op de resultaten. Mochten dataschattingen nodig zijn geweest zal dit verder toegelicht worden in het jaarverslag.
i. Beperkingen van gegevens en methodologieën
De duurzaamheidsindicatoren die worden gehanteerd zijn grotendeels afhankelijk van kengetallen en wetenschappelijke inzichten. Door ontwikkelingen in technologie, toepassing en gebruik kunnen kengetallen veranderen. Daarnaast kunnen nieuwe wetenschappelijke inzichten ontstaan. Dit kan resulteren in voortschrijdend inzicht en aanleiding geven om emissiefactoren te herzien.
De mate waarop gerapporteerd kan worden op de 16 belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren is sterk afhankelijk van de informatie en datakwaliteit die wordt aangeleverd door de portfoliobedrijven. Het kan daardoor zijn dat de mate van detail/diepgang niet consistent is voor elke indicator, en dat niet alle indicatoren voorzien kunnen worden van data of informatie.
j. Due diligence
Voordat een investering plaatsvindt, moet worden vastgesteld dat deze voldoet aan de duurzame
beleggingsdoelstelling van Meewind. Dit kan o.a. door te vallen onder één van de investering categorieën zoals genoemd onder punt d. “beleggingsstrategie”. Beleggingen die geen duurzame doelstelling hebben passen niet binnen de fondsclassificatie van artikel 9, en kunnen daardoor niet gedaan worden.
Potentiële en nieuwe investeringen worden vervolgens gescreend aan de hand van de geformuleerde duurzaamheidsrisico’s. De duurzaamheidsrisico’s zijn onderdeel van de algemene risicoanalyse en due diligence van elke nieuwe investering. Als de risicoanalyse aantoont dat er sprake is van een te hoog of niet te mitigeren risico, kan er overwogen worden deze investering niet door te laten gaan.
Due diligence trajecten worden voor een belangrijk deel uitgevoerd door Meewind, waar nodig ondersteund door externe deskundigen. Investeringsvoorstellen worden voorzien van een risico-opinie door de riskmanager. De bewaarder controleert na het due diligence proces en de goedkeuring of de besluitvorming in lijn is met de prospectus van het Fonds. Alle bevindingen worden opgenomen in het investeringsvoorstel, wat respectievelijk ter beoordeling wordt voorgelegd aan het managementteam en, bij een positieve beoordeling, ter besluit aan de
directie.
Op basis van deze analyse worden verschillende (impact) KPI’s opgesteld die kunnen dienen als meet- en sturingsmechanisme voor de portfolio bedrijven en projecten. De gekozen KPI’s hangen af van verschillende factoren waaronder bijvoorbeeld het soort investering en de doelstelling van het bedrijf of project. Meewind heeft hiervoor een beoordelingsraamwerk ontwikkeld.
k. Engagement beleid
Er vindt tijdens de beheerperiode een periodieke evaluatie van de duurzaamheidsrisico’s plaats waarbij de relevantie van de risico’s kan worden heroverwogen als onderdeel van de portefeuillereview die iedere drie maanden plaatsvindt.
Daarnaast wordt er jaarlijks een informatie uitvraag gedaan om de voortgang per investering te monitoren. Deze voortgang wordt opgenomen in een periodieke rapportage. Bij opvallendheden zal in overleg worden getreden met het betreffende project of bedrijf om de implicaties te bespreken en waar nodig, bij ongunstige ontwikkelingen, verandering te bewerkstellen. Indien op termijn geen verandering wordt waargenomen waar dit wel nodig wordt geacht, kan een exit worden overwogen.
Daarnaast bekijkt Meewind per investering wat het kan bijdragen aan de onderneming of het project. Dit kan in de vorm van het leveren van (sector)kennis, netwerk of assistentie met het creëren van maatschappelijk draagvlak.
l. Het bereiken van de duurzame beleggingsdoelstelling
Er is geen index als referentiebenchmark aangewezen, mede omdat de private markt indices (nog) niet binnen de scope van de Climate Benchmarks vallen, zoals vastgesteld door de Technical Expert Group van de Europese Commissie.
Door constante monitoring van de investeringen op de bijdrage aan de doelen zoals gezet in het Parijs Akkoord en het Nederlandse Klimaat Akkoord, wordt de naleving van de duurzame beleggingsdoelstelling aan een vermindering van de totale koolstofemissies blijvend gewaarborgd.