Regionaal Duurzaam Fonds en Duurzaamheid

Ofwel: het officiële “EU Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) – Statement”

We pionieren op het gebied van hernieuwbare en duurzame energie. Door te investeren in lokale duurzame energieprojecten en – bedrijven die stuk voor stuk concreet bijdragen aan de energietransitie bij u in de buurt, aan een gezonde samenleving en een dito rendement.

Op deze pagina vindt u een overzicht van alle duurzaamheid gerelateerde informatie van ons Regionaal Duurzaam Fonds. Alles over groen beleggen met belastingvoordeel vindt u op deze pagina.

Terug naar ons Regionaal Duurzaam Fonds

Direct naar duurzaamheids-statement van:

Duurzaamheid Gerelateerde Informatie
Regionaal Duurzaam Fonds

Dit statement bevat een overzicht van alle duurzaamheid gerelateerde informatie van het Regionaal Duurzaam Fonds met betrekking tot de Verordening betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiële dienstensector (SFDR).

a. Samenvatting Duurzaamheidsinformatie

Het Regionaal Duurzaam Fonds (hierna ook ‘het fonds’) is een fonds met een duurzame beleggingsdoelstelling en wordt daarmee geclassificeerd als een artikel 9 fonds met een minimumaandeel ecologische duurzame beleggingen van 100%. Het Fonds heeft als duurzame beleggingsdoelstelling het verminderen van CO₂-uitstoot door te investeren in de opwekking van energie uit hernieuwbare bronnen, in de leveringszekerheid, duurzame toepassing en besparing van energie, in circulariteit, en in verduurzaming van de bouw en bebouwde omgeving. Daarnaast brengt het fonds geen significante schade aan ESG factoren waaronder de indicatoren voor ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren zoals binnen de SFDR voorgeschreven en ook de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en de leidende beginselen van de VN over bedrijfsleven en mensenrechten.

b. Geen ernstige afbreuk aan duurzame beleggingsdoelstellingen

Bij de beoordeling van nieuwe beleggingen analyseert het Fonds de belangrijkste elementen waarop mogelijk significante schade kan ontstaan. Dit gebeurt aan de hand van een fonds brede selectie van ESG-factoren, waaronder indicatoren voor nadelige effecten op duurzaamheidsfactoren. Hoewel het Fonds informatie verzamelt over diverse van deze indicatoren bij portefeuillebedrijven, worden de methodologische vereisten alleen toegepast wanneer de benodigde gegevens beschikbaar en betrouwbaar zijn.

Daarnaast worden per belegging sectorspecifieke risicofactoren geëvalueerd die ernstige schade kunnen veroorzaken. Voor elke sector waarin het Fonds actief is, wordt de belangrijkste risicofactor geïdentificeerd en worden eisen geformuleerd met betrekking tot relevante vergunningen die voor investeringen noodzakelijk zijn.

De beoordeling omvat een brede set ESG-criteria, waaronder de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en de VN-Leidende Beginselen inzake bedrijfsleven en mensenrechten. Waar mogelijk en relevant wordt gekeken naar de mate waarin beleggingen in overeenstemming zijn met internationaal erkende normen op het gebied van mensenrechten en arbeidsrechten. Dit omvat onder meer de fundamentele verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en de principes uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van de Mens.

Wanneer er signalen zijn van mogelijke niet-naleving van deze normen, kan dat aanleiding geven tot nader onderzoek, actieve betrokkenheid (engagement), of- indien nodig – uitsluiting van de belegging.

Er wordt op fondsniveau rekening gehouden met de belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren. Het fonds beoordeelt beleggingen op basis van de 14 verplichte indicatoren voor ongunstige effecten, voor zover relevante en betrouwbare data beschikbaar zijn. De beheerder overweegt deze effecten niet op entiteitsniveau, vanwege beperkte beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de benodigde gegevens. De twee gekozen optionele belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren die worden uitgevraagd zijn als volgt:

  1. Sociaal: Ongevallenfrequentie bij ondernemingen waarin is belegd, uitgedrukt als gewogen gemiddelde
  2. Milieu: Aandeel energieverbruik uit niet-hernieuwbare bronnen door ondernemingen waarin is belegd, uitgesplitst naar niet-hernieuwbare energiebron

Elke nieuwe belegging wordt beoordeeld op deze effecten en op jaarlijkse basis opnieuw beoordeeld via een informatie-uitvraag. De informatie m.b.t. de ongunstige effecten van dit financieel product is te vinden in onze periodieke rapportage.


c. Duurzame beleggingsdoelstelling van het financiële product

Het Fonds heeft als duurzame beleggingsdoelstelling het verminderen van CO₂-uitstoot door te investeren in de opwekking van energie uit hernieuwbare bronnen, in de leveringszekerheid, duurzame toepassing en besparing van energie, in circulariteit, en in verduurzaming van de bouw en bebouwde omgeving. De duurzame beleggingen van het fonds dragen bij aan de milieudoelstelling ‘klimaatverandering beperken’ zoals bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) 2020/852 (de EU-Taxonomie). De onderliggende beleggingen zijn op dit moment echter niet afgestemd op de EU-Taxonomie, waardoor het percentage Taxonomie-gealigneerde beleggingen 0% bedraagt. Dit komt doordat de relevante economische activiteiten weliswaar bijdragen aan milieudoelstellingen, maar niet volledig voldoen aan de technische screeningscriteria of dataverplichtingen die gelden onder de EU-Taxonomie. 


d. Beleggingsstrategie


Het fonds belegt in projecten en organisaties die bijdragen aan het verminderen van CO₂-uitstoot door investeringen in de opwekking van energie uit hernieuwbare bronnen, in de leveringszekerheid, duurzame toepassing en besparing van energie, in circulariteit, en in verduurzaming van de bouw en bebouwde omgeving (als per onderstaande tabel). Het Fonds hanteert geen expliciete exclusiecriteria maar gebruikt inclusiecriteria. Dit betekent dat elke belegging moet passen in een van de onderstaande thema’s en sub-thema’s.De beleggingsstrategie wordt tijdens het gehele beleggingsproces toegepast, vanaf de initiële screening tot en met de monitoring van de portefeuille. Beleggingen worden geanalyseerd en geselecteerd op basis van thematische focusgebieden en bijbehorende sub-thema’s en voorbeelden

ThemaSubthemaCategorie voorbeelden
Productie duurzame energieDuurzame warmteGeothermie
WKO installaties
Duurzame gassenBio LNG
Bio CNG
Duurzame elektriciteitZon op land
Zon op dak
Zon op water
Wind op land
Wind op zee
Leveringszekerheid,
duurzame toepassing en
besparing van energie
FlexibiliteitBatterijopslag
Duurzame mobiliteitEV-charging
Besparing
CirculariteitLevensduurverlengingReparatie
Hergebruik producten en
materialen
Verduurzaming bouw en
bebouwde omgeving
Gebruik duurzame materialenCO₂-neutrale bouw
Energie-efficiëntieWarmtepompen
Thuisbatterijen
Waterbesparing
Minimaliseren afval


Elke nieuwe belegging wordt beoordeeld op de (verwachte) impact en moet voldoen aan de beschreven eisen rondom de duurzame doelstelling, mag geen ernstige afbreuk doen aan andere duurzame doelstellingen en moet – wanneer het een onderneming betreft – voldoen aan praktijken op het gebied van goed bestuur.

Deze elementen vormen bindende selectiecriteria en worden toegepast bij het besluit om een belegging al dan niet op te nemen in de portefeuille.

Gedurende de looptijd van de belegging worden investeringen gemonitord op deze elementen door middel van een jaarlijkse informatie-uitvraag. Deze voortgang wordt opgenomen in een periodieke rapportage. Bij opvallendheden zal in overleg worden getreden met het betreffende project of bedrijf om verandering te bewerkstelligen. Indien op termijn geen verandering wordt waargenomen kan een exit worden overwogen. 

Elke belegging wordt getoetst op relevante criteria omtrent goed bestuur, zoals o.a. belastingpraktijken en relevante vergunningen. Daarnaast wordt beoordeeld of er passende praktijken zijn op het gebied van de beoordeling van managementstructuren, betrekkingen met werknemers, personeelsbeloning en naleving van de belastingwetgeving, waar relevant. Wanneer een bedrijf niet voldoet aan één of meerdere criteria, worden er afspraken gemaakt wanneer dit moet worden gerealiseerd. Indien structurele tekortkomingen blijven bestaan, kan dit aanleiding zijn voor uitsluiting of desinvestering.


e. Aandeel beleggingen

Het minimumaandeel duurzame beleggingen met een ecologische doelstelling die niet op de EU-taxonomie zijn afgestemd bedraagt 100%. Het Fonds belegt uitsluitend in duurzame economische activiteiten die bijdragen aan de doelstelling van klimaatverandering beperken, zoals investeringen in hernieuwbare energie, infrastructuur en toepassingen voor leveringszekerheid.

Het minimumaandeel duurzame beleggingen met een ecologische doelstelling dat op de EU-taxonomie is afgestemd bedraagt 0%. De economische activiteiten voldoen momenteel niet aan de technische screeningscriteria van de EU-taxonomie, of er is onvoldoende betrouwbare en vergelijkbare informatie beschikbaar om formele afstemming vast te stellen.

Het Fonds hanteert daarom een eigen methodologie om duurzame beleggingen te identificeren die bijdragen aan de ecologische doelstelling, ook als deze (nog) niet onder de huidige reikwijdte van de EU-taxonomie vallen. Het Fonds doet geen beleggingen in fossiele gas of kernenergie gerelateerde activiteiten die aan de EU-taxonomie voldoen.

Het minimumaandeel duurzame beleggingen met een sociale doelstelling bedraagt 0%.


f. Monitoring duurzame beleggingsdoelstellingen


Het Fonds gebruikt verschillende indicatoren, passend bij de beleggingen, met als doel te meten in hoeverre de duurzame beleggingsdoelstelling wordt gehaald: het reduceren van CO₂-uitstoot door te investeren in de opwekking, opslag, distributie en toepassing van energie uit hernieuwbare bronnen, en in projecten en bedrijven die bijdragen aan de leveringszekerheid van de energievoorziening, circulariteit en verduurzaming van de bebouwde omgeving (zie tabel). Voor beleggingen binnen de opwek van energie uit hernieuwbare bronnen wordt de hoeveelheid vermeden CO2-emissies en totale hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie als relevante duurzaamheidsindicatoren toegepast. Voor beleggingen rondom de distributie en toepassing gelden sectorspecifieke volume-indicatoren, zoals aantallen woningequivalenten, tank- of laadlocaties, klanten etc. Voor beleggingen in het kader van leveringszekerheid gelden volume-indicatoren zoals capaciteit en vermogen per tijdseenheid. Voor beleggingen rondom circulariteit, besparing van energie en verduurzaming bouw en bebouwde omgeving wordt de hoeveelheid vermeden CO2 en sectorspecifieke volume indicatoren toegepast. De indicatoren worden periodiek verzameld en geanalyseerd om te beoordelen in hoeverre het fonds bijdraagt aan het behalen van zijn duurzame beleggingsdoelstelling.


g. Methoden

Meewind overweegt de belangrijkste ongunstige effecten op fondsniveau, wat betekent dat er een jaarlijkse informatie uitvraag plaatsvind voor alle portfoliobedrijven en projecten waarin kwantitatieve gegevens (voor feitelijke prestaties) en kwalitatieve gegevens (voor inzicht in strategie, beleid en procedures) worden opgevraagd. Dit dient als belangrijke input voor het periodieke verslag. De resultaten van de informatie uitvraag worden jaarlijks gerapporteerd en geëvalueerd. Per investering worden de bevindingen omgezet in strategische plannen tot verbetering van (niet-financiële) prestaties.


h. Databronnen en -verwerking

De gegevens die worden gebruikt om de voortgang omtrent het behalen van de duurzame beleggingsdoelstelling te meten worden veelal aangeleverd door de portfoliobedrijven zelf, waar relevant, mogelijk en nodig gecombineerd met kengetallen zoals emissiefactoren die worden gepubliceerd op CO2emissiefactoren.nl als basis om een CO2-voetafdruk van activiteiten op te stellen en te vergelijken.

Daarnaast vindt er een periodieke vergelijking plaats tussen portfoliobedrijven, waarbij wordt geëvalueerd of de cijfers die zijn aangeleverd en gerapporteerd realistisch ogen. Kwaliteitschecks worden uitgevoerd door het investeringsteam, waarbij wordt gekeken naar de kwaliteit van de data die is opgeleverd. Bij ontbrekende of onvoldoende gegevens worden er op basis van beschikbare gegevens vanuit andere investeringen binnen het fonds schattingen toegepast op de resultaten. Mochten dataschattingen nodig zijn geweest zal dit verder toegelicht worden in het jaarverslag.


i. Methodologische en databeperkingen

De duurzaamheidsindicatoren die worden gehanteerd zijn grotendeels afhankelijk van kengetallen en wetenschappelijke inzichten. Door ontwikkelingen in technologie, toepassing en gebruik kunnen kengetallen veranderen. Daarnaast kunnen nieuwe wetenschappelijke inzichten ontstaan. Dit kan resulteren in voortschrijdend inzicht en aanleiding geven om emissiefactoren te herzien.

De mate waarop gerapporteerd kan worden op de 16 belangrijkste ongunstige effecten op duurzaamheidsfactoren is sterk afhankelijk van de informatie en datakwaliteit die wordt aangeleverd door de portfoliobedrijven. Het kan daardoor zijn dat de mate van detail/diepgang niet consistent is voor elke indicator, en dat niet alle indicatoren voorzien kunnen worden van data of informatie.

j. Due diligence

Voordat een investering plaatsvindt, moet worden vastgesteld dat deze voldoet aan de duurzame
beleggingsdoelstelling van Meewind. Dit kan o.a. door te vallen onder één van de investering categorieën zoals genoemd onder punt d. “beleggingsstrategie”. Beleggingen die geen duurzame doelstelling hebben passen niet binnen de fondsclassificatie van artikel 9, en kunnen daardoor niet gedaan worden.

Potentiële en nieuwe investeringen worden vervolgens gescreend aan de hand van de geformuleerde duurzaamheidsrisico’s. De duurzaamheidsrisico’s zijn onderdeel van de algemene risicoanalyse en due diligence van elke nieuwe investering. Als de risicoanalyse aantoont dat er sprake is van een te hoog of niet te mitigeren risico, kan er overwogen worden deze investering niet door te laten gaan.

Due diligence trajecten worden voor een belangrijk deel uitgevoerd door Meewind, waar nodig ondersteund door externe deskundigen. Investeringsvoorstellen worden voorzien van een risico-opinie door de riskmanager. De bewaarder controleert na het due diligence proces en de goedkeuring of de besluitvorming in lijn is met de prospectus van het Fonds. Alle bevindingen worden opgenomen in het investeringsvoorstel, wat respectievelijk ter beoordeling wordt voorgelegd aan het managementteam en, bij een positieve beoordeling, ter besluit aan de
directie.

Op basis van deze analyse worden verschillende (impact) KPI’s opgesteld die kunnen dienen als meet- en sturingsmechanisme voor de portfolio bedrijven en projecten. De gekozen KPI’s hangen af van verschillende factoren waaronder bijvoorbeeld het soort investering en de doelstelling van het bedrijf of project. Meewind heeft hiervoor een beoordelingsraamwerk ontwikkeld.

k. Engagement beleid

Er vindt tijdens de beheerperiode een periodieke evaluatie van de duurzaamheidsrisico’s plaats waarbij de relevantie van de risico’s kan worden heroverwogen als onderdeel van de portefeuillereview die iedere drie maanden plaatsvindt.

Daarnaast wordt er jaarlijks een informatie uitvraag gedaan om de voortgang per investering te monitoren. Deze voortgang wordt opgenomen in een periodieke rapportage. Bij opvallendheden zal in overleg worden getreden met het betreffende project of bedrijf om de implicaties te bespreken en waar nodig, bij ongunstige ontwikkelingen, verandering te bewerkstellen. Indien op termijn geen verandering wordt waargenomen waar dit wel nodig wordt geacht, kan een exit worden overwogen.

Daarnaast bekijkt Meewind per investering wat het kan bijdragen aan de onderneming of het project. Dit kan in de vorm van het leveren van (sector)kennis, netwerk of assistentie met het creëren van maatschappelijk draagvlak.

l. Behandelen duurzame beleggingsdoelstellingen

Er is geen index als referentiebenchmark aangewezen.